Vloerconvectoren
Bij grote raampartijen of strakke woningen is het altijd jammer dat het open gevoel deels teniet gedaan wordt door de radiatoren die meteen in het oog springen. Vloerverwarming is de meest gekende oplossing voor dit probleem maar ook de ingebouwde vloerconvector is een prima alternatief!
Ze worden ingebouwd in schachten die afgewerkt worden met een beloopbaar rooster. Deze laten de verwarmde lucht stromen in de kamer langs de uitblaasopening bovenaan.
Naarmate het hoogteverschil tussen de aanzuig- en de uitblaasopening groter wordt, zullen de trek en dus ook de snelheid van de lucht toenemen. Sneller vloeiende lucht vermeerdert de warmte-overdracht, zodat bij convectors de warmte-afgifte afhangt van de schachthoogte.
Vermogen van vloerconvectoren bepalen
Het vermogen van een vloerconvector wordt gekozen in functie van de verhouding van de warmteverliezen door het raam. Afhankelijk van het benodigde vermogen zullen de uitblaasschachten bestaan uit één of twee luchtstromen. Ook de opstelling zal luchtcirculatie zal afhangen van het warmteverlies via de ramen:
Lage warmtevraag
Wanneer het warmteverlies langs de ramen niet hoger is dan 25% van het convectorvermogen, zal de warme luchtstroom net langs de glaspartij vertrekken. Deze opstelling wordt toegepast bij nieuwbouw en renovatie waarbij de oppervlakte van de te verwarmen oppervlakte beperkt is.
Middelgrote warmtevraag
Bij gebouwen waar het warmteverlies tussen 25% en 75% ligt zal men meestal werken met twee luchtstromen. De koude lucht wordt zijdelings aangezogen en in het centrum van de vloerconvector naar boven gestuwd als warme lucht. Deze ingebouwde convectoren worden vaak geplaatst bij middelmatig geïsoleerde woningen of grote gebouwen.
Grote warmtevraag
Als het warmteverlies via de ramen meer dan 75% bedraagt, wordt de warme luchtstroom zo ver mogelijk van de glaspartijen geplaatst. Deze opstelling van vloerconvectoren wordt vaak toegepast bij publiek toegankelijke gebouwen zoals winkels waar de inkomdeuren op regelmatige basis opengaan.
De convectorput
De put voor je vloerconvector moet op voldoende afstand van het raam worden aangebracht om te vermijden dat je overgordijnen of gordijnen over de schacht gaan hangen. Een te geringe afstand veroorzaakt warmte-accumulatie tussen het raam en de gordijnen wat zorgt voor een aanzienlijk warmteverlies in de rest van de ruimte. In de volle grond aangebrachte convectorputten moeten ook beschermd worden tegen grondwater. De sleuven dienen thermisch geïsoleerd te worden en de binnenoppervlakken moeten glad afgewerkt zijn.
De afmetingen van de convectorsleuven worden bepaald in functie van de beoogde warmte-afgifte. In elk geval moeten de afmetingen, vermeld bij onderstaande figuur, worden gerespecteerd. De meest economische oplossing bestaat er steeds in de sleuven zo diep mogelijk te nemen, daar hierdoor enerzijds de schachthoogte en dus de warmte-afgifte toenemen en anderzijds de breedte van het rooster vermindert.
De schachthoogte (h3) mag echter niet meer dan 50 cm bedragen. De lengte van de sleuf en in zonderheid van de convector moet zoveel mogelijk overeenstemmen met de lengte van het raam, ongeacht het gevraagde warmtevermogen. Indien dit niet het geval is, zal de warme luchtstroom smaller zijn dan het vensterraam, zodat hinderlijke tocht wordt veroorzaakt.
Deksels en roosters voor ingebouwde convectoren
Boven de sleuf wordt een uitneembaar rooster aangebracht met een vrije luchtdoorlaat van minstens 70%. In de handel zijn roosters verkrijgbaar in aluminium, in staal, in messing, in hout, enz. Onderstaande figuur schetst een rooster in aluminium.
In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk in dezelfde sleuf twee convectors naast elkaar te installeren. Tussen de twee convectors moet dan een supplementair dwarsschot worden aangebracht. Als materiaal kies je best voor een rooster in aluminium. Deze hebben een vrije doorlaat van 75% en zijn ongevoelig tegen roesten.
